managing21.be

Managing21: een blik op het heden en de toekomst van de economie.

Quota voor verkoop elektrische wagens momenteel niet realistisch

Posted by managing21 on november 28th, 2024

De initiatieven die de overheid in het Verenigd Koninkrijk heeft ontwikkeld om de verkoop van klimaatvriendelijke auto’s te stimuleren, heeft een belangrijke bijdrage geleverd tot de beslissing van de autogroep Stellantis om zijn fabriek voor bestelwagens in Luton te sluiten. Dat hebben woordvoerders van Stellantis gezegd.

Stellantis maakte recent bekend zijn fabriek in Luton te sluiten. Door die operatie zouden ongeveer elfhonderd arbeidsplaatsen in het gedrang komen. Een gedeelte van de activiteiten zou wel naar de fabriek in Ellesmere Port worden overgebracht. De beslissing van Stellantis betekent een nieuwe klap voor de Britse autoproductie, die het voorbije decennium lijdzaam moest toezien dat autobouwers Honda, Ford en Jaguar Land Rover fabrieken in het Verenigd Koninkrijk sloten.

Meer recent kondigde Ford aan in het Verenigd Koninkrijk achthonderd banen te schrappen. Die ingreep was volgens de Amerikaanse constructeur te wijten aan de tegenvallende verkoop van elektrische wagens. Ook Nissan waarschuwde dat arbeidsplaatsen in zijn fabriek in Sunderland zouden kunnen worden geschrapt, tenzij de overheid zijn regels voor de verkoop van elektrische voertuigen versoepelt.

In Luton werden meer dan honderd jaar wagens gebouwd. – Foto: Stellantis

In een reactie op de aankondiging van Stellantis gaf Jonathan Reynolds, Brits staatssecretaris voor het bedrijfsleven, aan een versnelde consultatie te zullen opstarten om de strenge quota voor de productie van elektrische voertuigen in het Verenigd Koninkrijk te versoepelen. “We hebben een duidelijke boodschap gehoord van de industrie over de noodzaak van ondersteuning om van de transitie naar een duurzame autovloot een succes te maken”, benadrukte Reynolds. “Ik wil er alles aan doen om de acceptatie van elektrische voertuigen te stimuleren, maar ik wil er ook alles aan doen om ervoor te zorgen dat elektrische voertuigen hier in Groot-Brittannië worden gebouwd.” 

Het huidige Britse beleid voor de autosector geeft aan dat een bepaald percentage van de jaarlijkse verkopen uit emissievrije voertuigen moeten bestaan. Dat quotum geldt voor elke autofabrikant afzonderlijk en wordt ieder jaar opgevoerd. De Britse regering is vastbesloten om vast te houden aan de doelstelling om de verkoop van nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren tegen 2030 uit te faseren, maar er werd daarbij wel gezorgd voor een aantal clausules die het de autofabrikanten gemakkelijker moesten maken om boetes te vermijden.

Onder meer werd voorzien dat autofabrikanten die niet voldoende elektrische voertuigen verkopen, bij rivalen kredieten zouden kunnen kopen. Autofabrikanten die vroege doelstellingen missen, zouden in hun cijfers een mogelijke overproductie van de volgende jaren kunnen incalculeren. Volgens woordvoerders van de autosector en de Britse overheid zouden een aantal van deze clausules kunnen worden verbreed.

Onuitvoerbaar

Lisa Brankin, directeur van Ford in het Verenigd Koninkrijk, zei het vooruitzicht van de evaluatie te verwelkomen en noemde het huidige plan onuitvoerbaar. “Het einddoel staat niet ter discussie, maar de huidige vraag naar elektrische voertuigen ligt lager dan werd verwacht en is niet in lijn met het verplichte traject”, betoogde Brankin.

De Britse Society of Motor Manufacturers and Traders (SMMT) noemde het besluit van Stellantis een ontnuchterende herinnering aan de uitdaging en kosten waarmee de industrie te maken heeft bij de ontwikkeling van nieuwe duurzame technologieën en de transitie naar een markt die nog niet helemaal klaar is. Volgens de vakbond Unite betekende de beslissing van Stellantis echter een zware klap in het gezicht van de werknemers in Luton, waar al 120 jaar voertuigen van het merk Vauxhall worden gebouwd.

Stellantis had in juni gewaarschuwd de productie in het Verenigd Koninkrijk mogelijk te zullen moeten stoppen, tenzij de overheid meer zou doen om de vraag naar elektrische voertuigen te stimuleren of het huidige beleid te wijzigen.  Reynolds benadrukte wel dat de ergste situatie toch kon worden vermeden. “Stellantis had immers ook overwogen om de activiteiten van Luton naar fabrieken in andere Europese landen over te hevelen”, betoogde hij. “We hadden twee belangrijke productielijnen kunnen verliezen aan andere landen.”

Stellantis produceert in de fabrieken van Luton en Ellesmere Port bestelwagens van zijn dochtermerken Vauxhall, Peugeot, Citroën, Opel en Fiat. Daarnaast worden er onder een wederzijdse overeenkomst ook enkele modellen van Toyota vervaardigd. Het autoconcern was in gesprek om Luton om te vormen voor een productie van elektrische voertuigen. “De kosten om aan de Britse regels te kunnen voldoen, maakten die plannen echter onmogelijk”, stipte Stellantis aan. “De overheveling van activiteiten naar Ellesmere Port zal tot een grotere productie-efficiëntie leiden.”

Stellantis zei van plan te zijn 50 miljoen pond uit te geven om de fabriek in Ellesmere Port, als onderdeel van het consolidatieproces, te moderniseren. Het concern heeft in Ellesmere Port momenteel ongeveer 840 mensen in dienst. “Er zal voor de getroffen werknemers in Luton een uitgebreid ondersteuningsplan beschikbaar worden gesteld”, merkte Stellantis op. Een aantal getroffen werknemers zou naar Ellesmere Port kunnen verhuizen.

Meer over dit onderwerp: